Tel de biljetten en munten bij elkaar op en noteer de oplossing in het vakje ernaast.
In dit werkblad leer je rekenen met geld.
Heb je met je familie al eens een uitje naar een meer gemaakt? Weet je wat je ouders voor het ijs en de lunch betaalden? Leer met geld omgaan.
Tel het geld bij elkaar op in de individuele rechthoeken. Hoeveel geld bevindt zich in de zakken met geld?
Zoek met verschillende berekeningen uit, hoeveel geld de spaarkampionen nog te weinig hebben of hoeveel ze nog over hebben.
Tel de prijzen van het speelgoed bij elkaar op en kruis aan, of het desbetreffende kind het speelgoed kan kopen met het geld dat hij/zij heeft gespaard.
Noteer alle tientallen en eenheden en kijk dat de uitkomst is.
Lees de sommen zorgvuldig door en ontdek welk bedrag het grootst is.
Stefan krijgt van zijn moeder 10 euro om te kopen iets. De kinderen moeten berekenen hoeveel wisselgeld hij steeds terugkrijgt.
De getoonde bedragen moeten worden herkend. Er is ook een oefening met betrekking tot >, < of =.
Geldbedragen moeten op verschillende manieren worden geschreven in een winkelsituatie moet het wisselgeld worden berekend.
Op dit werkblad leren de kinderen onze bankbiljetten en munten kennen. Bovendien moeten zij ook worden toegepast in een praktisch voorbeeld.
Vergelijk de hoeveelheden geld in de spaarpotten en bepaal dan wie het meest gespaard heeft.
Geldbedragen omzetten heb je in het dagelijks leven zeer vaak nodig. Daarom is het belangrijk om dit vaak te oefenen. Hier kunnen de leerlingen zich met het thema geldbedragen omzetten bezighouden!
Rekenen met geld is een van de belangrijkste onderwerpen in de rekenles, dit omdat men het in het dagelijks leven bijna elke dag nodig heeft. Hier kunnen de leerlingen oefenen.
Rekenen met euro's en centen (decimaal bedrag) - schriftelijk optellen, vermenigvuldigen en aftrekken tot 100 €.
Familie Muller wil graag een nieuwe tuin aanleggen. Maar ze moeten daar heel veel dingen voor kopen. Hoeveel geld geeft de familie Muller uit? (Optellen zonder komma).
De leerlingen krijgen een eerste idee van de waarde van geld (5 €, 10 €). Ze moeten tekstopgaven uitvoeren. In aanvulling op berekening zelf, moet ook een tekst worden gevormd.
De leerlingen leren zich redden in het getallengebied 20. Ze leren de oneven en even nummers tot ongeveer kennen. Eenvoudige geïllustreerde rekenvoorbeelden met geldbedragen moeten worden uitgevoerd, zonder overschrijding van de tien.
De leerlingen oefenen het omgaan met geld. Ze vullen aan of verminderen op hele tientallen. Daarbij stoten ze op analogieën, die hen bij het rekenen helpen.
De leerlingen leren om te gaan met euromunten. Ze oefenen daarbij het optellen en aftrekken op een eenvoudige wijze in het getallengebied 100.
De leerlingen leren om te gaan met euromunten. Ze oefenen daarbij het optellen en aftrekken op een eenvoudige wijze in het getallengebied 100.
Studenten leren het euroteken (€) kennen en leren eenvoudige geldbedragen op te tellen.
De leerlingen leren euromunten en biljetten kennen. Ze vergelijken geldbedragen met elkaar. Door eenvoudig optellen komen ze de totale waarde van geld te weten.
De leerlingen leren optellen op aftrekken met hele tientallen in het getallengebied 100. Daarbij moeten eenvoudige invuloefeningen worden uitgevoerd.
De leerlingen leren de tientallen tot 100 kennen. Ze leren met behulp van bankbiljetten en munten, verschillende geldbedragen op verschillende manieren samen te stellen.
Hier leren de leerlingen de waarde van geld oplopende volgorde te sorteren. Daarbij leren ze de eenheid euro en cent in hun schrijfwijze kennen.
Hier leren de leerlingen de waarde van geld oplopende volgorde te sorteren. Daarbij leren ze de eenheid euro en cent in hun schrijfwijze kennen.
De leerlingen leren verschillende groottes, zoals geldbedragen te vergelijken. Ze gebruiken de juiste symbolen (=,<,>). Zo leren ze zich in het getallengebied 100 te orienteren.
Volg Aduis nu - Klik hier en ontvang de nieuwste informatie op